Building with nature - een natuurlijk construct
[Ronald Löhr] Building with Nature - onverwacht manifesteerde het zich in professionele zin in mijn nabijheid. De verhalen erover kende ik, maar ze waren nog ver weg en abstract. Een kust laten aangroeien zonder jaarlijkse suppletie of een dijk versterken zonder het aanbrengen van breuksteen? Nieuw is de gedachte uiteraard niet. Denk maar aan het inpolderen van de kwelders zoals we dat kennen bij de Waddenzee. Maar de integratie van infrastructuur, natuur en maatschappelijke doelen met nieuwe of alternatieve vormen van waterbouw die tegemoet komen aan de wereldwijde behoefte aan duurzame oplossingen leek me wel degelijk nieuw. Het intrigeerde me en ik vroeg me af of het mogelijk zou zijn (lees verder).
Als ad interim projectmanager van de versterking van de Houtribdijk (u weet wel, de meest onbekende dijk van Nederland die de noordgrens vormt van het nooit ingepolderde Markermeer, tussen Lelystad en Enkhuizen) zag ik de keuze die Rijkswaterstaat heeft gemaakt om de versterking van de dijk voor de diepe helft op te lossen door de dijk te versterken met breuksteen. Voor de ondiepere helft wordt daarentegen zand gebruikt om, in combinatie met specifieke dammen, in de versterking van de dijk te voorzien.
Niet alleen de waterveiligheid is er bij gebaat, ook de natuur en de waterkwaliteit krijgen een impuls met deze oplossing. Interessant daarbij is dat de keuze voor ‘zand’ goedkoper is dan stenen storten. Door op specifieke plaatsen extra zand te deponeren verplaatst dit zand zich in de loop van de jaren door natuurlijke processen richting dijk en verstevigt daarmee de sterkte van de dijk. Dat scheelt onderhoud en beheer en dat op zijn beurt beperkt de kosten. Een interessante gedachte.
Ecoshape: project en programma
Het idee van het zand bij de dijk kwam in eerste instantie voort uit een regionale wens om een strand te creëren en het bouwen met de natuur was ‘bijvangst’. Intrigerend is dat halverwege de dijk een pilot plaats vindt waarbij het bouwen met de natuur een doel op zich is. Ecoshape heet die pilot. Het gaat om een testlocatie met een lengte van 450 meter en in hoogte en breedte variërend waarbij in de zomer van 2014 zo’n 70.000m³ zand is opgespoten.
Ecoshape bij Trintelhaven, Houtribdijk na zandsuppletie, voor aanbrengen beplanting.
Met deze pilot wordt er ervaring opgedaan met zogenaamde vooroevers. Dit zijn stroken land die voor een dijk liggen. Zij vormen een natuurlijke overgang tussen water en dijk en hebben een golf remmend effect. Vaak kunnen hierdoor de traditionele eisen aan de sterkte van de dijk worden aangepast. Hij hoeft minder hoog en minder zwaar te zijn. En ook dat bespaart kosten.
Dit voorjaar zijn er meerdere soorten vegetatie aangebracht en gedurende vier jaar wordt gemeten wat de effecten hiervan zijn op het groeien of slinken van de zandoever. Twee camera’s maken ieder uur een foto en meerdere keren per jaar wordt in kaart gebracht welke ontwikkelingen waarneembaar zijn. De uiteindelijke resultaten worden in 2018 opgeleverd.
Ecoshape is ook de naam van een consortium van waterbouwers, ingenieursbureaus, onderzoeksinstituten en (rijks)overheden die samen een innovatieprogramma zijn gestart, op zoek naar de integratie van infrastructuur, natuur en maatschappij in nieuwe of alternatieve vormen van waterbouw. Wereldwijd is er behoefte aan duurzame oplossingen en het verbinden van “blauwe, groene en rode functies”. Het innovatieprogramma doet nieuwe kennis op van de wisselwerking en mogelijke verbinding tussen biotische en a-biotische processen. En passant draagt de benadering bij aan het versterken van het imago en de marktpositie van de Nederlandse waterbouwsector.
Zandmotoren, oesterriffen en mangrovebossen
Onlangs is de nieuwe Hondsbossche en Pettemer Zeewering opgeleverd. Het is een mooi voorbeeld van de andere manier van denken over kustverdediging. Niet meer beton en steen, maar de vloeiende zachtheid van het zand moet ons beschermen tegen de zee. Een heel ander beeld dan hetgeen die beroemde Belgische chansonnier zo mooi schetste.
Bij het waarschijnlijk bekendste voorbeeld Building with Nature-project, de “Zandmotor” voor de Zuid-Hollandse kust, is al zichtbaar hoe het principe zich manifesteert. Bij dit idee, dat inmiddels vele vaders heeft, maar waarbij het verhaal wil dat fysisch geograaf Jan Mulder als eerste met het concrete idee op de proppen kwam, zijn de dragende krachten de provincie Zuid-Holland, het ministerie van I&M, de TU Delft, het Waterloopkundig Laboratorium en de brancheorganisatie voor natte waterbouw en baggerwerk, de VBKO. Bij de Zandmotor wordt het zand daadwerkelijk door natuurlijke processen geleidelijk verdeeld over de strook voor het strand, het strand zelf en de duinen. En daarmee worden tegelijkertijd nieuwe plekken voor natuur en recreatie gecreëerd. Omdat de frequentie van verstoring veel lager is dan bij traditionele suppleties, heeft de natuur langer de tijd om zich te ontwikkelen naar nieuwe ecosystemen met meer biodiversiteit.
Nabij de Houtribdijk in het Markermeer ontwikkelt Natuurmonumenten samen met Rijkswaterstaat nog een heel ander concept, namelijk dat van de Marker Wadden, waarbij een serie natuureilanden wordt aangelegd. Daardoor ontstaan er rietvelden, oever- en luwtegebieden. De aanleg van de eilanden zorgt ervoor dat er een gezond evenwicht ontstaat waardoor de variatie van dieren en planten toeneemt, het slibprobleem afneemt en de recreatiemogelijkheden toenemen.
Niet alleen in Nederland wordt het concept omarmd. In Indonesië bijvoorbeeld wordt in Centraal Java kusterosie tegengegaan door een combinatie van doorlaatbare houten dammen te plaatsen en het laten groeien van mangrovebossen voor de kust. De bossen breken de golven en beschermen zo het achterland. Tussen de bomen daalt het sediment waardoor de kust verhoogd en versterkt wordt en bovendien neemt de vruchtbaarheid erdoor toe.
Het aanleggen van houten dammen in Indonesië
Geld, omgekeerd nimby en nieuwe governance
De ongekend grote benodigde investeringen om waterveiligheid te garanderen zijn een belangrijke aanleiding om op zoek te gaan natuurlijke processen van bescherming. Maar er is meer. Het concept past in een opkomend bewustzijn dat de natuur maar gedeeltelijk ingeperkt kan worden en het daardoor verstandiger is om mee te bewegen met de natuur dan om haar tegen proberen te houden. Ook het gebrek aan ruimte en weerstand van omwonenden zijn impulsen voor het concept van bouwen met de natuur. Vergelijkbaar met de heftige emoties die het ontpolderen van cultuurland zoals de Hedwigespolder oproepen, worden ook hoge dijken met verminderd uitzicht slecht gepruimd door omwonenden. De recente felle protesten van bewoners van de Markermeerdijken getuigen hiervan. Vooroevers daarentegen, met hun minder harde overgangen tussen land en water worden juist zeer gewaardeerd. Er ontstaat een omgekeerd nimby-effect waarbij bewoners zich inspannen om de voorgestelde oplossingen gerealiseerd te krijgen.
Bewoners doen dus graag mee, voor bestuurders en beheerders is het nog wennen. Van beheerders als waterschappen en Rijkswaterstaat vraagt het bouwen met de natuur om buiten de traditionele kaders te stappen. Hun onderhoud- en beheerproces, wet- en regelgeving voorzien nog nagenoeg niet in oplossingen zoals hierboven beschreven. Daar is nog een wereld te winnen. Het bouwen met de natuur biedt kansen op financiële voordelen, maar moet dan wel vanaf de eerste fasen van besluitvorming meelopen als volwaardig alternatief.