Stedelijke huiskamers gezocht
Het is makkelijker dan ooit om je te verschansen in je eigen sociale bubbel. Je boodschappen laat je bezorgen, een praatje maak je niet in het café maar via whatsapp. Waar kom je nog in contact met andere meningen en achtergronden? Hebben we eigenlijk nog wel behoefte aan collectieve stedelijke ruimtes waar we ‘de ander’ ontmoeten? 'Zeker wel!' volgens recent onderzoek onder Rotterdammers. Sommige plekken in de stad spelen daarop in en voorzien meer dan voorheen in de behoefte aan contact tussen stadsgenoten. Plekken waar de prettige diversiteit en gemeenschapszin voelbaar zijn en waar ‘de eigen bubbel’ even niet bestaat. De bibliotheek, de sportschool en zelfs de supermarkt.
Stadslucht maakt vrij. Steden zijn plekken waar mensen langs elkaar heen leven, hun eigen dingen doen in hun eigen netwerken en groepen. Steden combineren een grote variatie aan voorkeuren, culturen en stijlen, soms vlak naast elkaar. Langs elkaar heen kunnen leven, zonder al te veel last van elkaar te hebben; anoniem kunnen zijn en soortgenoten ‘uit je eigen cultuur’ kunnen treffen is essentieel voor een stedelijke samenleving. Dat was altijd al zo, maar is, met de komst van de smartphone, de sociale media en het aan huis bestellen, nu wel heel erg gemakkelijk geworden. Zelfs in het openbaar vervoer kijkt men nauwelijks meer op van de smartphone om toch maar optimaal in contact te staan met ‘dezelfde ander’: de eigen vrienden en de eigen netwerken. Het bruine café en het buurthuis zijn vrijwel uitgestorven en de koffiezaken zijn gevuld met lange tafels met geconcentreerde en ingeplugde werkers die niet op of omkijken.
Toch blijkt er nog steeds (en misschien wel meer dan ooit) behoefte aan de ontmoeting van de ‘andere ander’. In 2017 gaf de gemeente Rotterdam opdracht voor een groot aantal gesprekken met zo’n 5000 inwoners onder de kop ‘Gesprek met de Stad’. Daarbij ging het om vragen als: ‘Hoe zien de Rotterdammers de toekomst van de stad voor zich?’ en ‘Wat leeft er onder de Rotterdammers als het gaat om hun stad?’
Het onderzoek kwam met verrassend eenduidige antwoorden. Het liefst zien veel Rotterdammers stedelijke ruimtes waar rust en levendigheid elkaar afwisselen. De Rotterdammer zien ook de verschillen toenemen, tussen etnische groepen, maar ook tussen arm en rijk. Toch is het algemene beeld dat diversiteit eigen is aan de stad en dit is zelfs een reden om in Rotterdam te wonen. En de mogelijkheden om daar deelgenoot van te kunnen zijn worden gemist. In het rapport lezen we: “Ondanks of wellicht dankzij de trends van individualisering en digitalisering is er een grote behoefte aan de menselijke maat en weer echt contact. Er is een grote vraag naar meer ontmoetingsplekken en verbindende activiteiten in de stad en in de buurt.”
Rotterdammers verlangen dus meer dan ooit naar vriendelijkheid en contact met mensen van buiten hun eigen bubbel, met mensen die anders zijn dan zijzelf. Het voelt blijkbaar goed als onze andere medestedelingen minder vreemd zijn, als we iets gemeenschappelijks delen, of als we contact maken, hoe oppervlakkig ook. Het is misschien ook wel geruststellend met al die mensen op een kluitje: het gevoel dat je samen met wildvreemden de stad vormt en zelfs dat je samen een beetje voor die stad (en dus voor elkaar) zorgt.
Maar, als die behoefte zo groot is, zijn er dan nog wel genoeg fysieke ruimtes in de steden of buurten waar die stedelijke gemeenschapszin nog voelbaar is? Ongedwongen plekken waar je nog mensen tegenkomt die heel anders zijn dan jij, en waarbij je dat juist als prettig ervaart? Of er genoeg van die ruimtes zijn weet ik niet, maar er zijn gelukkig wel ruimtes in de stad waar je die diversiteit juist meer dan vroeger ervaart.
Enkele maanden geleden opende de LocHal in Tilburg zijn deuren. Het gebouw is overweldigend vanwege de enorme ruimte, in combinatie met zijn ruwe industriële karakter. En dan nog al dat glas! Voor wie het nog niet gezien heeft, stap uit de trein en ga kijken naar dat grote glazen gebouw dat er al bijna een eeuw aan het station staat maar waar je nooit naar binnen mocht. Niet alleen het interieur is overweldigend maar ook hoe het gebouw erin slaagt iedereen uit te nodigen naar binnen te gaan. Je bent welkom, dat voel je, ook zonder doel, gewoon om een beetje rond te kijken, wat te lezen of koffie te drinken. De LocHal is veel meer dan een bibliotheek. Het is een royale huiskamer van de stad waar je alles en iedereen in grote variatie tegenkomt. Hier wordt de stad en diversiteit gevierd. Er worden activiteiten georganiseerd voor alle leeftijden en opleidingsniveaus. De stad Tilburg heeft met dit gebouw uitgepakt en geïnvesteerd in een betekenisvolle ruimte voor iedereen. Met succes! En er zijn meer bibliotheken die die functioneren als uitnodigende stedelijke huiskamer. Almere en Amsterdam bijvoorbeeld.
Een andere plek waar ik de stedelijke diversiteit in optima forma ervaar, is de lowbudget-sportschool. Hier kom ik mensen tegen die ik normaal bijna nooit ontmoet: alle kleuren en culturen zijn vertegenwoordigd. Van twintigers met overgewicht tot goedgetrainde tachtigers. Doordat je daar met elkaar aan het werk bent ontstaat gemeenschapszin. Of ik even wil helpen met het gewicht vasthouden en aangeven. Ik krijg zomaar aanwijzingen van mijn buurman: ‘hé je moet je voeten anders neerzetten’ bij het gebruik van een fitnessapparaat. Ging ik vroeger sporten in mijn eigen bubbel (de rooms-katholieke sportvereniging); nu doe ik dat bij de superdiverse Fit4Free.
Een derde voorbeeld van een ruimte die langzaam maar zeker meer is geworden dan zijn primaire functie is Albert Heijn. We kennen allemaal het apparaat met gratis koffie en de twee stoeltjes waar je in contact komt met een bejaarde buurvrouw en waar de straatkrantverkoper bij de uitgang staat. In Den Haag hebben alle 42 vestigingen sinds 2018 een medewerker die eenzaamheid kan signaleren bij mensen. De supermarkt wil daarmee ook ‘een goede buur’ zijn en klanten kunnen helpen als dat nodig is, aldus de berichtgeving in het AD. Als medewerkers signalen krijgen dat ouderen eenzaam, vergeetachtig zijn of zichzelf verwaarlozen, vragen ze aan hen of ze willen praten met een in de winkel aanwezige vrijwilliger van een zorgorganisatie.
Zo vinden diversiteit en stedelijke gemeenschapszin ook weer nieuwe fysieke ruimtes in de stad. Ze voorzien in een behoefte, ze maken de stad vriendelijker en laten zien dat het leuk, inspirerend of misschien ook wel een beetje geruststellend is om die ‘andere ander’ van dichtbij tegen te komen. Lof voor bedrijven en overheden die dit accommoderen.